Een volkomen toevallige waarneming bezorgde Christiaan Eijkman een Nobelprijs. Eind negentiende eeuw was hij naar Nederlands-Indië gegaan om de oorzaak van de ziekte beriberi te ontdekken, aan de hand van experimenten met kippen die aan een soortgelijke ziekte leden. Toen de kok ze een paar weken lang ongepelde in plaats van witte rijst te eten had gegeven - hij vond gekookte militaire rijst te goed voor civiele kippen -, werden ze weer beter. Eijkman zag in dat het zilvervliesje een stof moest bevatten die kippen nodig hadden. Dat je echter ziek kon worden door een gebrék aan iets, aan wat we tegenwoordig vitamines noemen - daar was de briljante geest van Gerrit Grijns voor nodig, Eijkmans assistent en opvolger. Hij was in 1901 de eerste ter wereld die aantoonde dat onze voeding méér moet bevatten dan vetten, koolhydraten, eiwitten en mineralen. Toch werd Eijkman wereldberoemd en kent zelfs in Nederland niemand Gerrit Grijns, de eigenlijke vader van de vitamines. De vitaminepioniers beschrijft dit bijzondere wetenschapshistorische verhaal, met botsende karakters, tegenstrijdige experimenten, felle discussies en flink wat rumoer.
Het Willem Arntszhuis in Utrecht is in 1461 opgericht en was een van de eerste dolhuizen in Nederland. Het was een gesticht van kleine schaal, er konden een paar ‘gekken’ verblijven in de kleine dolhuisjes. Door de verbeterde maatschappelijke situatie, dit gold voornamelijk voor de rijken uit die tijd, kon men geld na laten aan een goed doel, zoals bijvoorbeeld Willem Arntszoon dat heeft gedaan. Nederland liep in de vijftiende eeuw voor op het gebied van de oprichting van dolhuizen. In de negentiende eeuw waren de rollen echter omgedraaid. In landen als Duitsland, Engeland en Frankrijk was de psychiatrie rond 1800 in opkomst, maar de Duitse arts Eduard Meissner stelde toen hij het Willem Arntszhuis in 1819 bezocht vast, dat er in het huis weinig was veranderd sinds de vijftiende en zestiende eeuw. De Nederlandse arts Schroeder van der Kolk nam de taak op zich om het op te nemen voor de krankzinnigen en wilde hervormingen binnen de psychiatrie doorvoeren. Samen met een aantal andere politici en artsen ontwikkelde hij de Eerste Krankzinnigenwet die het staattoezicht op de psychiatrie zou moeten gaan vergroten en daarmee stonden zij aan de start van het proces dat de Eerste Psychiatrische Revolutie wordt genoemd. Het Willem Arntszhuis met Schroeder van der Kolk aan het hoofd fungeerde hierbij als modelgesticht. In dit onderzoek is aandacht besteed aan rapporten over het Utrechtse gesticht over de jaren 1840, 1860 en 1890. Hierin is een stijgende lijn te zien wat de verbeteringen van de krankzinnigenzorg betreft, maar de inspecteurs van het rapport uit de jaren 1890 stellen dat zij nog niet helemaal tevreden waren. Kortom, het Willem Arntszhuis heeft onder Schroeder van der Kolk veel ontwikkelingen doorgemaakt, zoals een grootschalige verbouwing. Toch was er nog veel verbetering nodig op het gebied van de wetgeving voor krankzinnigen. De Tweede Krankzinnigenwet uit 1884 werd namelijk nog steeds ontdoken door veel gestichten in Nederland, maar de eerste stappen richting een humanere behandeling van patiënten waren gezet.